In dit artikel duiken we in de tuin van merken en rasnamen in de plantensector. Het onderscheid tussen deze twee is belangrijk is om zowel kwaliteit als herkomst van planten te waarborgen. Het legt uit hoe merken consumenten helpen kiezen, terwijl rasnamen iedereen in staat stellen specifieke plantensoorten te identificeren.
In de plantensector wordt veelvuldig gebruikt gemaakt van merken, met name om de herkomst en kwaliteit van bepaalde planten te waarborgen. Het kan daarbij gaan om een merk van een onderneming voor één specifieke plantensoort, een merk ter promotie van een serie van verschillende planten, of zelfs een collectief keurmerk die de kwaliteit van planten van verschillende ondernemingen dient te waarborgen. Hoewel de reputatie van een merk veel waarde aan een onderneming kan toevoegen, is een merk er in wezen niet voor de merkhouder, maar voor de consument. De voornaamste functie van een merk is namelijk om consumenten in staat te stellen bepaalde producten (of diensten) te onderscheiden van de producten (of diensten) van concurrerende ondernemingen. Als bijvoorbeeld merk X wordt gebruikt voor planten die resistent zijn tegen bepaalde virussen, terwijl merk Y deze eigenschap niet heeft, dan moet de consument bij zijn eerste en volgende aankoop wel voldoende onderscheid tussen beide merken kunnen maken. Daarnaast heeft een merk onder meer een reclame-, kwaliteits-, investering- en communicatiefunctie.
Rasbenamingen behoren juridisch tot een andere categorie namen. Een rasbenaming is simpelweg de naam van een plantenras en daarmee een soortaanduiding. Zo'n soortaanduiding moet in beginsel vrij door iedereen gebruikt kunnen worden om een bepaald plantenras te kunnen identificeren of bij naam te kunnen noemen. Het kan echter voorkomen dat een bepaalde rasbenaming een reputatie heeft gekregen, bijvoorbeeld omdat het specifieke ras een unieke eigenschap heeft, zoals winterhardheid. Het komt weleens voor dat derden vervolgens ongerechtvaardigd voordeel trekken uit de reputatie van de rasbenaming door gebruik te maken van de rasbenaming voor een plantensoort die helemaal niet winterhard is of zelfs van inferieure kwaliteit is. Dit 'meeliften op de reputatie' ten nadele van de houder van het kwekersrecht is iets waartegen de kwekersrechthouder zich juridisch kan verzetten. Het kwekersrecht verplicht een ieder om de juiste rasbenaming te gebruiken met betrekking tot plantmateriaal dat in het economisch verkeer wordt verhandeld. Ras A mag dus niet onder de vastgestelde rasbenaming van ras B verhandeld worden, en vice versa. Dit geldt niet alleen voor de duur van het kwekersrecht, maar ook daarna. Logisch ook, omdat soortbenamingen van algemene aard zijn en an sich niet gekwalificeerd worden als intellectueel eigendomsrecht.
Niet ongebruikelijk is dat een beschermd ras naast een vastgestelde rasbenaming in het economisch verkeer dan ook onder een commerciële merknaam verhandeld wordt. Zowel de rasbenaming als de commerciële benaming worden in het economisch verkeer gecommuniceerd. In de praktijk zal de merknaam in de marketing wel een meer prominente plaats innemen, vanwege onder meer de reclame- en communicatiefunctie. Dit terwijl de rasbenaming enkel dient identificatie van een specifiek ras en door de gemiddelde consument niet altijd opgemerkt wordt. Voor zover er bescherming aan een rasbenaming toekomt, is deze niet te vergelijken met de vergaande en eeuwigdurende uitsluitende rechten die in merkenrechtelijke zin aan de houder toekomen. Waar het kwekersrecht enkel een algemene verplichting met zich meebrengt dat een ieder de juiste rasbenaming gebruikt (ook de kwekersrechthouder zelf), geeft een merkrecht de houder het uitsluitende recht iedere derde het gebruik van een teken in het economisch verkeer te verbieden, ook wanneer dit teken vergelijkbaar is met het beschermde merk en wordt gebruikt voor vergelijkbare producten (inclusief andere plantensoorten) en verwarring wordt veroorzaakt.
Tot slot is het nodig op te merken dat merkenautoriteiten steeds alerter worden op het bestaan van oudere rasbenamingen. Zo is bijvoorbeeld in de nieuwe Uniemerkenverordening opgenomen dat merktekens worden geweigerd, indien deze bestaan uit of de essentiële onderdelen reproduceren van een oudere rasbenaming, en die betrekking hebben op kweekproducten van hetzelfde of een nauwverwant plantenras (art. 7(1)(m) Uniemerkenverordening). Andersom is het ook zo dat een voorgestelde rasbenaming ongeschikt wordt geacht indien er al een ouder recht op die betrokken benaming is vastgelegd, zoals een ouder merkrecht (art. 63(3)(a) Communautaire kwekersrechtverordening). Het verschil is wel dat de een merkaanvraag in dat geval ambtshalve wordt geweigerd (de merkenautoriteit raadpleegt zelf diverse rassenregisters), terwijl een voorgestelde rasbenaming in de praktijk alleen wordt geweigerd wanneer de houder van een ouder recht bezwaar aantekent. Nu is een dergelijke toetsing op beschikbaarheid niet verkeerd voor een voorgestelde rasbenaming, maar is het voor houders van kwekersrechten natuurlijk veel beter hun beschermde rassen te verhandelen onder geregistreerde merknamen. Voor meer informatie of advies hierover kunt u uiteraard met ons in contact treden.